De Brede en de Smalle autoweg

De Brede en de Smalle autoweg

Op een brede autoweg – de W1 - zoefden duizenden auto's voort, met onbekende bestemming. De meeste chauffeurs beseften niet dat aan het eind van het traject een gapende afgrond wachtte. Zij maakten zich niet zo druk om wat er zou gebeuren als ze aan het eind van de rit waren. Waarschijnlijk lag er daarachter gewoon niets. De afgrond was ontstaan door een enorme explosie ten gevolge van een menselijke fout en was zo onmetelijk diep dat hij niet meer te dichten was.

Pal naast de W1 lag nog een 2e autoweg, de K1. Daar was het aanmerkelijk minder druk. De weg was ook wat smaller. De bestuurders en bestuursters van de voertuigen op de K1 wisten wel waar ze op afreden. Toch kon je aan hun gezichten eigenlijk nauwelijks iets merken. En de snelheid van hun wagens lag net zo hoog als op de W1. Vrijwel onbewogen stoven ze af op hun ondergang.

Smal paadje

Was er dan werkelijk geen ontkomen aan? Ja toch. Op veel plaatsen waren er afritten naar een smal kronkelend paadje. Dat kwam ook bij de afgrond uit, maar op het eind van dat smalle paadje lag een stevige brug naar de overkant van de afgrond. Wie dat smalle weggetje opging belandde uiteindelijk in een heerlijk land waar nooit meer gevaar was. Het paadje was echter zo smal dat je er niet per auto verder kon. Je moest bij die afrit trouwens nog veel meer achterlaten. Je kon daar alleen maar lopen en helemaal niets meenemen. Het paadje was dan ook niet erg in trek.

Langs de K1 stonden op regelmatige afstanden gebouwen waar de automobilisten ingelicht werden over de route die ze reden. Daar werd hun steeds voorgehouden dat ze op de verkeerde weg zaten. Een enkele keer maakte dat indruk maar meestal knikten ze instemmend om vervolgens weer in te stappen en weg te rijden: richting afgrond. De enorme kloof was ontstaan door eigen schuld, dat moest iedereen op de K1 met zijn verstand toegeven. Maar in hun hart dachten ze er anders over.

De verbindingswegen tussen de W1 en de K1 werden maar weinig gebruikt. En als ze al bereden werden dan was dat van de K1 naar de W1. Andersom kwam maar zelden voor.

Rijstroken

De K1 was verdeeld in verschillende rijstroken: links, midden en rechts. Er werd namelijk nogal verschillend gedacht over de manier om van de weg af te komen. Zeker, er was een zeer gezaghebbend routeboek, waarin nadrukkelijk over de afgrond en de brug werd geschreven. Dat gebruikten ze allemaal. Maar de inhoud ervan werd op allerlei manieren uitgelegd. Sommigen zeiden dat het vrijwel onmogelijk was om van de K1 af te komen. Het enige wat je kon doen was je zo netjes mogelijk gedragen. Ook zochten ze het in het zoveel mogelijk bezoeken van de bijeenkomsten in de gebouwen waar gewaarschuwd werd tegen de afgrond. Ze bestudeerden intensief het routeboek en allerlei werken die daarop gebaseerd waren. Meer konden ze toch niet doen. Heimelijk hoopten ze dat de afgrond aan het einde van de rijstrook dan toch wat minder diep zou zijn.

Er waren er ook die zeiden dat je zelf kon kiezen. Je veranderde gewoon van richting en je zat op het smalle pad. En dat kon best in je eigen auto. Sommigen meenden zelfs dat aan het einde van de rijstrook op de K1 een brug klaar lag.

Een enkeling voelde wel dat hij verkeerd zat, maar dat hij toch niet van de weg af wilde. Zowel links als rechts inhalen kwam voor. De koers bleef echter gelijk en het smalle paadje angstig stil.

Waarschuwen

De berijders van de K1 voelden ook nauwelijks de behoefte om andere automobilisten te wijzen op de mogelijkheid om aan de afgrond te ontkomen. Eigenlijk schaamden ze zich ervoor om de boodschap te brengen. Ze reden immers zelf ook op die afgrond af? Het probleem was dat je je hele leven kon rijden voordat je bij de afgrond kwam. Er was tijd genoeg en wie denkt er graag aan zijn ondergang als de auto in een zonnetje rijdt, de weg er prima uitziet en de omgeving zijn bekoring heeft?

Het gebeurde wel eens dat er plotseling een gat in de weg ontstond waardoor er iemand omkwam. De chauffeurs die er langs reden werden dan wel ongerust, maar dat was meestal snel weer over. Zoiets zou hen zelf toch niet overkomen.

Jaloers

Zodra de kinderen hun rijbewijs hadden, stapten ze uit de auto van hun vader en moeder en reden met eigen vervoer mee in de stroom van de K1. Een deel van de jeugd ging toch liever op de W1 rijden. De verkeersregels langs de W1 waren daar veel soepeler en er werd veel meer vertier geboden. Zo bleven de beide autowegen druk bevolkt met mensen die regelrecht op hun ondergang af stevenden. Die van de W1 beseften dat niet of wilden er niet van horen. Die van de K1 wisten het wel, maar hadden er nauwelijks last van. Het resultaat was hetzelfde.

Eigenlijk vormden de W1 en de K1 een weg.

Het kan nog

Er liepen verscheidene mensen op het smalle pad, maar je hoorde er niet altijd wat van. Toch waren er veel wandelaars die mensen van de K1 en de W1 jaloers maakten. Als zij vertelden over de prachtige natuur waar het pad soms langs voerde, over de heerlijke toekomst die wachtte aan het eind van de route. Maar vooral over de Gids die hen leidde, ook als het donker was. In hun hand hadden ze een boek, hun reisboek, waar ze alles konden lezen over die Gids. De route was onbekend, maar ze wisten wel waar ze naartoe gingen. Het grootste wonder was de Brug die over de afgrond lag. De wandelaars op het smalle pad waren diep en diep verwonderd over die stevige Brug. De kloof was er gekomen door eigen schuld, maar de Brug was gebouwd zonder de inspanning van de wandelaars. Plus dat de wandelaar helemaal geen tol hoefde te betalen om over de Brug te mogen lopen. De tol was al betaald door de Man aan de overkant van de Brug. Die man was ook Degene die de opdracht heeft gegeven om de Brug te laten maken. Deze man wenkt altijd: staat altijd bij de brug en spoort elke wandelaar aan om stapje voor stapje, steeds dichter bij Hem te komen. Hij begroet elke wandelaar persoonlijk en heet hen welkom in de heerlijke toekomst.

De beide wegen liggen er nog. De K1 is in de loop van de tijd steeds breder geworden. Maar: het smalle pad ligt er ook nog steeds. Onbereikbaar voor automobilisten. Toegankelijk voor voetgangers die alles op moeten offeren om de Brug, voor niets te mogen betreden.

273