De Bijbel en het bed

De Bijbel en het bed

Arnold Breitenbach, een jonge man die in Duitsland woonde, had het schoenmakersvak geleerd. In 1817 trouwde hij met een jonge vrouw, Frieda. Hij had tweehonderd Mark gespaard, zodat het pasgetrouwde paar in staat was een huis te kopen in een dorp. Hier begon hij een eigen schoenmakersbedrijfje. Arnold was een godvrezende man die voor zijn geloof uit durfde te komen. Hij ging dan ook nooit naar de herberg om te drinken, en vertoonde zich nooit in danszalen. En als hij klaar was met zijn werk, las hij elke dag een poosje in zijn Bijbel. Er was helaas niemand in het dorp met wie hij als Christen contact had, maar hij had al snel de bijnaam 'vrome Arnold'. Zijn geliefde Frieda, hoewel een godsdienstige vrouw, had tot nu toe niet het persoonlijke geloof in de Heere Jezus, dat hij mocht bezitten en belijden. De dorpsgenoten hadden de gewoonte om minachtend te glimlachen om de manier waarop de schoenmaker en zijn vrouw leefden, hoewel ze maar wat graag gebruik maakten van zijn diensten; want hij was een bekwaam vakman, en daarbij ook betrouwbaar. Arnold was blij met hun klandizie, want er was in zijn dagen veel armoede, waaraan het Franse leger van Napoleon schuldig was. Daarbij waren er ook nog twee misoogsten geweest die het land had uitgeput. Hoewel Arnold en Frieda moeite hadden om met hun geld rond te komen, probeerden ze toch van hun schrale inkomen een beetje te sparen, vooral in de eerste jaren van hun huwelijk. Inmiddels hadden ze twee kinderen; maar ze hadden maar één bed. Toen ze dan ook op een keer hoorden dat in de dorpsherberg een verkoop van meubelen en huisraad zou zijn, zei Frieda tot Arnold: dit is onze kans. Ga naar de verkoop en koop een bed. We hebben zeventien Mark gespaard; dat zal wel genoeg zijn. Zo gezegd, zo gedaan: op de dag van de veiling deed Arnold zijn leren schort af en zijn jas aan, nam het gespaarde geld en ging naar de verkoping. Zodra hij de herberg binnenkwam, begonnen de mensen verwonderd tegen elkaar te fluisteren. 'Waar komt u voor?', waagde één van hen te vragen. 'Ik heb een bed nodig', zei Arnold. De veiling begon. Het eerste dat te koop werd aangeboden, was een Bijbel; een reusachtig boek van zeven kilo zwaar en 120 jaar oud; en het had verklarende kanttekeningen. Verschillende aanwezigen begonnen te spotten en te lachen, toen de Bijbel omhoog werd gehouden. Een koopman bood een halve Mark, en zei: 'De bladzijden kan ik mooi gebruiken voor inpakpapier.' Het ontstelde Arnold erg, toen hij de koopman dit hoorde zeggen. Het bedroefde hem dat de mensen zo spotten en lachten met het Boek dat hij zo lief had. Om te voorkomen dat de Bijbel door de koopman zou worden stukgescheurd, deed Arnold een bod van een Mark. 'Wie heeft er een Mark geboden?', vroegen sommigen verbaasd. 'Vrome Arnold, natuurlijk', was het antwoord. Daarop begonnen enkele mannen - gemeen - tegen Arnold op te bieden. Arnold vergat helemaal waarvoor hij was gekomen en bleef bieden, totdat eindelijk de Bijbel zijn eigendom werd voor zeventien Mark ... ! Zwijgend betaalde hij de zeventien muntstukken, nam de Bijbel en ging naar huis. Thuisgekomen vroeg zijn vrouw: 'Wat heb je daar?' 'Een Bijbel.' 'En waar is het bed?' 'Ik heb geen bed.' 'Geen bed?! Waarom niet?' 'Omdat ik een Bijbel heb gekocht.' 'Hoeveel heb je er dan voor betaald?' 'Zeventien Mark ...' Toen was de boot aan. Frieda was erg van streek en boos. Ze hadden zo hard een bed nodig en nu was al het spaargeld op; en dat terwijl ze al een Bijbel hadden. Arnold ging weer aan zijn werk. Op de verwijten van zijn vrouw zei hij alleen: 'Ik kon hen niet laten spotten en dit heilige Boek kapot laten scheuren.' De volgende morgen klopte de molenaar uit het naburige dorp aan bij de schoenmakerswerkplaats van Arnold. De man was zichtbaar verlegen. Hij was één van degenen die in de herberg hadden gespot met de Bijbel. 'Wat kan ik voor u doen?', vroeg Arnold. 'Het gaat over de Bijbel van gisteren, en het bed', zei de molenaar. 'Toen ik mijn vrouw het hele verhaal vertelde, gaf ze me een flinke uitbrander. Deze morgen maakte ze me al vroeg wakker en zei ze dat ze heel de nacht amper had geslapen. Ik moest opstaan en jullie dit bed uit de kamer van onze dienstbode brengen. Mijn vrouw heeft vannacht nog een nieuwe hoes ervoor gemaakt. Wilt u dit bed alstublieft aannemen?' Arnold riep Frieda; zij hoorde het hele verhaal aan en zag het bed; toen keek ze naar Arnold en was zichtbaar onder de indruk. Met tranen in haar ogen ging ze naar de keuken. Het bed werd afgeladen en in de slaapkamer gezet. 's Avonds las Arnold Psalm 37. Frieda luisterde en hoorde de woorden uit vers 4 en 5: "Verlustig u in de HEERE, zo zal Hij u geven de begeerten van uw hart. Wentel uw weg op de HEERE, en vertrouw op Hem; Hij zal het maken." Frieda overleefde haar man 21 jaren. In het jaar dat hij stierf, kwam zij zelf ook tot het levende geloof in de Heere Jezus.

273