Verdriet over zonde van het ongeloof

Verdriet over zonde van het ongeloof

O Heere, wat een smart geeft het dat ik tot U niet ga!

't Is ongeloof, dat mij belet, terwijl U zegt: "Ik sta

Met uitgebreide armen, kom, geloof toch dat Ik je bemin!"

Maar ik ben zo verlamd en stom; er komt maar geen beweging in.

 

Neem dan mijn hart, ik kan maar niet geloven in Uw liefde en macht!

Maak Gij mijn ongeloof teniet, verbreek mijn banden door Uw kracht!

Nee, als U mij niet levend maakt, zal ik nooit tot U komen, God,

Maar word ik door U aangeraakt, dan leg ik in Uw hand mijn lot.

 

Vergeef, Heere, mijn ongeloof, waarmee ik zondig tegen U,

Opdat ik niet Uw Geest uitdoof, schenk mij weer Godsvertrouwen nu!

273