Moet ik gaan met lege handen?

Moet ik gaan met lege handen?

1 Moet ik gaan met leêge handen,
Zoo mijn Heiland tegemoet?
Zonder één verlosten zondaar,
Mee te brengen aan Zijn voet?
Moet ik gaan met leêge handen,
Moet ik zoo mijn Heiland zien?
En als loon voor al Zijn liefde
Hem geen dank’bre vruchten biên?

2 Neen, het is geen angst voor ’t sterven,
Jezus is ’t, Die mij behoudt;
Maar te gaan met leêge handen,
Dat is ’t, wat mijn ziel benauwt.
O, te gaan met leêge handen
Zoo mijn Heiland tegemoet!
Zonder één verlosten zondaar
Neêr te leggen aan Zijn voet!

3 Hoeveel jaren die ’k verspilde,
Kwamen zij nog eenmaal weêr,
’k Zou ze wijden aan mijn Heiland,
Dankbaar leven tot Zijn eer!
Maar ’k moet gaan met leêge handen,
’k Sloeg geen acht op Jezus’ stem:
’k Kan geen enk’le vrucht Hem toonen,
’k Deed nog nimmer iets voor Hem.

4 Wees toch wakker, volk des Heeren!
Werk zoo lang uw pols hier slaat;
Win toch zielen voor uw Heiland,
Eer ’t voor eeuwig is te laat.
Wilt gij gaan met leêge handen,
Zóó uw Heiland tegemoet,
Zonder één geredden zondaar,
Neêrgelegd aan Jezus' voet?

273