De plicht om de Heiland onmiddelijk aan te nemen

De plicht om de Heiland onmiddelijk aan te nemen

Dit is een getrouw woord, en alle aanneming waardig, dat Christus Jezus in de wereld gekomen is, om de zondaren zalig te maken, van welke ik de voornaamste ben.

1 Timotheüs 1:15

De vorige keer zijn we geëindigd met een woord van vermaning. Wij benadrukken nu weer het heldere aanbod en bidden u alsof God, alsof Christus door ons bad om de vleesgeworden Christus aan te nemen. Want het is niet de eenvoudige waarheid, maar de goede Inhoud, die het waard is aangenomen te worden. De waarheid is het waard door het verstand gastvrij onthaald te worden. De grote en goede Inhoud is het waard door de wil omhelsd te worden. Omhels een vleesgeworden God Die gekomen is om zalig te maken. ‘Ik ben niet gekomen om de wereld te verderven.’ Dat was Zijn boodschap niet. Zijn boodschap is dat de wereld behouden zou worden. En als Hij komt, prediken de engelen het goede nieuws en Gods welbehagen in mensen. Ik smeek u, breng uzelf alstublieft niet tot wanhoop met de gedachte aan een besluit van verwerping dat u zou uitsluiten. Met Gods soevereine raad hebt u niets te maken. Heden wordt een mensgeworden God u aangeboden. Wat zegt u? Wilt u komen en aannemen? Wilt u komen en ontvangen? Het komt beide op hetzelfde neer. Goddeloze zondaar, zondaar zonder genade, zondaar zonder hoop, neem Mijn Heere aan, neem de zaligheid aan die u wordt aangeboden. Onwetende zondaar, kom en Hij zal u wijsheid geven. Vermetele zondaar, werp uw valse geloof weg en ontvang een door God gewerkt geloof. Wanhopige zondaar, laat uw harde gedachten, uw wantrouwen van God, uw misvattingen over Hem varen. Hier ligt de plank voor de schipbreukeling. God de Vader heeft maar Eén Zoon en Hij heeft Hem uit de hemel neergelaten. Een plank voor verdrinkende zielen, die bij elke golf denken dat de dood hen overspoelen zou. Hier wordt de zaligheid aangeboden.

Kom, hongerende zondaar, neem het Brood des levens aan. Kom, vermoeide zondaar, neem rust. Uw plichten zullen u geen rust geven. U kunt eeuwig blijven bidden, luisteren, mediteren, het Avondmaal gebruiken, rouwen en wat u maar kunt bedenken, maar wat u ook doet er is pas rust voor de zool van uw zielenvoet te vinden, als u eerst tot Christus komt en Hem aanneemt. ‘Komt tot Mij en Ik zal u rust geven.’(Matt. 11:28). Al gaat uw rug gebogen onder de ene last na de andere; al beklimt u de ene berg na de andere, pas als u komt en Christus aanneemt, Die gekomen is om zalig te maken, zult u rust hebben. Naakte zondaar, die blootgesteld staat aan alle stormvlagen van Gods toorn, kom en neem een mantel, een geborduurd kleed door Christus gemaakt en scharlaken gekleurd in Zijn bloed. Sla hem dicht om u heen zodat geen wind van verdrukking, geen wind van zondigheid uw kleed zal afrukken. Wat zegt u? Wat zult u doen? Ik leg het aan uw geweten. Wilt u Christus aannemen of wilt u zeggen, dat u niets van Hem wilt weten. Wilt u liever sterven dan vergeving van Hem ontvangen? Afkerige ziel, die het licht tegenspreekt, die plechtige beloften terugneemt, die herhaald aangegane verplichtingen herroept, die zich van God en Zijn wegen afgekeerd heeft, naar ijdelheden, naar lusten, naar afgoden; afkerige zondaar, keer terug en aanvaard Hem als uw Man, en Hij zal u ondertrouwen, zodat u nooit meer zult weggaan. ‘Ik zal uw afkeringen genezen.’(Jer. 3:22).

Zwarte zondaar, zo zwart als de duivel, zwart als de Moorman, zwart als de hel zelf, kom en laat u afwassen. Neem hem aan. Hij is de ware Reiniger. Hij zal u wassen tot u blanker bent dan opgewaaide sneeuw. Schuldenaar die miljoenen talenten aan wraak schuldig bent, omdat u Gods rechtvaardigheid hebt uitgedaagd, neem Hem aan en Hij staat er borg voor dat de schuld voor eeuwig betaald wordt. Niemand kan nog een kwadrantpenning van u eisen. Ongetrooste ziel, die door niemand, door geen predikant, zelfs niet door een engel getroost kan worden, kom en neem Hem aan, want Hij is de Vertrooster van Israël. Hij is de God en Vader aller vertroosting. Neem Hem aan en u zult nooit meer een slechte dag hebben. U zult nooit meer een droevige dag hebben, vergeleken met die u nu hebt.

  1. Drangredenen om Christus aan te nemen

Ik zou voornoemde kracht bij willen zetten met enige motieven om u aan te sporen Christus aan te nemen.  Ik acht Christus aan te nemen het doel van alles. Waarom prediken wij en waarom luistert u, anders dan u over te halen om Christus aan te nemen? Wilt u een preek komen horen en niet tot Christus gaan? Wilt u naar een gebedsdienst gaan en niet naar Christus? Wilt u ten Avondmaal gaan (zoals sommigen laatst gedaan hebben) en niet tot Christus gaan? Het is het doel van alle middelen, dat u Hem ontmoet en aanneemt. ‘Deze zijn geschreven’, zegt de apostel der liefde, ‘opdat gij gelooft, dat Jezus is de Christus, de Zone Gods; en opdat gij, gelovende, het leven hebt in Zijn Naam.’(Joh. 20:31). Als u Hem niet aanneemt, missen alle genademiddelen hun doel, werken zij averechts. 2. Wilt u naar Hem toe gaan, Hem aannemen? Hij is u al vooruit. Hij is al naar u toegekomen. Hij is als mens gekomen, heeft een lange reis uit de hemel gemaakt. ‘De Zoon des mensen is gekomen om te zoeken en zalig te maken wat verloren was.’Hij is naar de wereld gekomen om zondaren zalig te maken. Hij zou in Zijn eigen Koninkrijk gelukkig hebben kunnen zijn, op Zijn eigen troon, omgeven door Zijn engelen en de hemelkoren. Maar Hij heeft daar niet willen blijven en de zondaar zien omkomen, zonder dat er moeite gedaan is om hem zalig te maken. Hij is uit de hemel gekomen om sommigen van u te redden. Hij komt nog steeds tot u door Zijn Woord, met Zijn voorzienigheid, door het sacrament en door Zijn Geest. En nu Hij met dit alles de Eerste is geweest, wilt u Hem dan niet tegemoet gaan? Wilt u Hem geen hartelijke ontvangst bereiden? Maar hij komt ook naar u in een gericht over het land, in toorn en oordeel. En wilt u Hem niet in vrede tegemoet gaan, voordat u Hem ziet, fronsend van ongenoegen? Bedenk dat wanneer u ook maar in ernst tot Hem komt, Hij bereid is u te ontvangen. ‘Wie tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen.’Ik zal hem niet uitwerpen wanneer hij ook maar begint te komen. Ik zal hem niet berispen. Ik zal hem geen verwijt maken, ondanks al het kwaad dat hij Mij aangedaan heeft. Ik zal hem hartelijk welkom heten. Ik zal hem zelfs in Mijn hart sluiten en hem niet uitwerpen. De woorden betekenen: Ik zal hem nooit, nee nooit uitwerpen. Ik zal hem niet uit Mijn boezem wegwerpen; niet uit Mijn Koninkrijk en heerlijkheid in de hemel. 3. Om voorts tot deze grote plicht aan te sporen, overweeg dan wat godzalige schrijvers geschreven hebben over het grote kwaad van het ongeloof of het verwerpen van Christus. Het ongeloof verwerpt Christus, wijst Hem af, Die gekomen is om zondaars zalig te maken. Het beledigt alle Personen van de Godheid. Het besmeurt het grote raadsplan van de Vader. Het doet al het mogelijke om Christus Zijn verdienste af te nemen, om Hem als een dwaas te doen sterven. Het berooft de Heilige Geest van een tempel. U doet dus met uw ongeloof alle Goddelijke Personen tekort. Elke Persoon kan wel zeggen: O, die ongelukkige heeft deze dag gehoord dat Ik hem aangeboden ben, maar hij heeft niets van Mij willen weten., zegt de Vader, ‘hij heeft Mijn hart verwond.’ ‘O’, zegt Christus, ‘hij heeft Mijn bloed vertreden.’ ‘O’, zegt de Heilige Geest, ‘hij heeft Mijn waarschuwing veracht en Mijn middelen en instellingen van hun kracht beroofd.’ Daarom doet u alle Personen van de Godheid onrecht. U maakt van de drie heerlijke Personen uw meest verschrikkelijke vijanden, door Christus niet aan te nemen.

  1. De ernst van de zonde van het verwerpen van Christus

De oudvaders vergelijken de verwerping van Christus met de ergste zonden die ooit begaan zijn. Ik herinner me een theoloog (bekend bij sommigen), die haar vergeleek met de grootste vier zonden die ooit zijn begaan, met uitsluiting van de zonde tegen de Heilige Geest waarvoor geen vergeving is. Zij vergelijken het met de zonde van Adam toen hij de hele wereld vermoordde. Adam had werkelijk wijzer moeten zijn, toen hij als het ware het hele menselijke geslacht in zijn hand had. (Ik geef hem de schuld niet; want mijn wil was in zijn wil. Als ik het over hem heb, spreek ik juist over mijzelf, die het in hem gedaan heb). Adam had een hele voorzichtige koopman moeten zijn en niet zo snel failliet moeten gaan. Maar hij heeft het hele menselijke geslacht als in een ogenblik vermoord. De slang hield hem een beker vergif voor en hij die er een beetje genoegen van verwachtte, heeft hem leeggedronken en zijn hele nageslacht is doodgevallen. Dit was een grote en afschuwelijke zonde. Het was zonde tegen alle tien geboden (hetgeen ik u zou aantonen als ik meer tijd had). Maar toch was de zonde van Adam niet zo erg als die u vandaag in de Tolbooth kerk (Edinburgh, Schotland) gepleegd hebt. Want alles wat Adam deed was, hoe ernstig ook, slechts een zonde tegen een Heere en Schepper, tegen een overvloedige Weldoener. Maar u zondigt tegen een Heere en Verlosser, Die een uitverkoren wereld met Zijn bloed vrijkoopt. God heeft een wereld met zes woorden geschapen, maar Christus besteedde drieëndertig jaar om de wereld te verlossen. U overtreedt tegen een Heere en Verlosser. U beledigt een Heere en Verlosser. U steekt Hem in het hart, dat juist in liefde voor u klopt. U haalt de Troon der Genade naar beneden. Bedenk dat u Christus niet wil aannemen en niet wil vertrouwen in Zijn volheid en gerechtigheid. U bent erger dan Adam, die de hele wereld vermoord heeft. Uw zonde is erger dan de zonde van Sodom. Christus zegt: ‘Wee u, Chorazin! wee u Bethaseda! want zo in Tyrus en Sidon de krachten geschied waren, die in u geschied zijn, zij zouden zich eertijds in zak en as bekeerd hebben. Doch Ik zeg u: Het zal Tyrus en Sodom verdragelijker zijn in den dag des oordeels, dan ulieden.’

Toch zeg ik dat zelfs de inwoners van Chorazin en Kapernaüm minder schuldig waren dan sommigen van u. Zij begingen onnatuurlijke boosheden, maar u begaat een duivelse boosheid. U neemt het lichaam van Christus en werpt het aan uw voeten en vertreedt Zijn bloed. Sodom en Gomorra, en zelfs Chorazin en Kapernaüm zullen een veel koelere plaats in de hel hebben dan de belijdende leden in de Tolbooth Kerk, die de Heere Jezus Christus niet hebben willen aannemen. Ik zeg het opnieuw: Hem niet aan te nemen is een even ernstige zonde als een verdrag met de duivel maken. Dat is harde taal, zult u zeggen. Ja, maar het is de Schrift. Toen Saul opdracht kreeg om Agag, zijn kudden en zijn volk uit te roeien, zou u gedacht hebben dat hij bestraft werd om een kleinigheid, toen hij veel vee in het leven hield. U zou veronderstelt kunnen hebben dat in dit geval ongehoorzaamheid bijna een plicht was. Wat leek het wreed om zoveel mensen en zelfs zoveel onschuldig vee om te brengen. Wat hadden zij gedaan om zulke vreselijke oordelen over zich heen te halen? Maar omdat de uitroeiing het uitdrukkelijke bevel van God was en Saul het gewaagd had om ongehoorzaam te zijn, pakt de profeet hem aan en zegt: ‘Wat hebt u nu gedaan?’ Hij antwoordt: ‘Ik heb enkel enige van de kudden gespaard om aan God te offeren.’  De profeet zegt verder: ‘Zal God uw offers eerder aanzien dan uw gehoorzaamheid aan Zijn geboden? Zie, uw opstand is gelijk aan de zonde van toverij.’ Vindt u gehoorzaamheid aan het Goddelijke gebod helemaal niet belangrijk? Ik zeg u dat de vrouwen die in toverij een verbond met de duivel maken, geen afschuwelijker misdaad begaan dan u in uw ongehoorzaamheid aan God. Maar nu, als ongehoorzaamheid in zoiets onbelangrijks als het sparen van een paar dieren om te offeren even ernstig wordt opgevat als de zonde van toverij, hoe ernstig moet de ongehoorzaamheid dan wel zijn van hen die God niet willen gehoorzamen in het aannemen van Jezus Christus! Heeft God niet gezegd: ‘Dit is Mijn gebod, dat gij gelooft in Mijn Zoon, Die Ik in de wereld gezonden heb?’ (zie 1 Joh. 5). Wat een opstandige verrader tegen de hemel ‘die een verbond met de duivel gesloten heeft’ moet u wel zijn, die nog steeds weigert dit Goddelijke gebod te gehoorzamen. Denk daar eens over na om Christus’ wil. O, de verschrikkelijke toorn die u boven het hoofd hangt, indien u Christus niet wilt aannemen. ‘Hij die niet gelooft is alrede veroordeeld en de toorn Gods blijft op hem.’ Hij is al veroordeeld. De Wet heeft hem veroordeeld, het Evangelie veroordeelt hem en de eeuwige wraak ligt op hem. De ergste wraak, de zwaarste wraak zal hem in alle eeuwigheid overvallen. De mens die Christus niet wil aannemen, is schuldiger dan zij die Christus ter dood hebben gebracht. De Joden hebben Hem vermoord toen Hij voor hen verborgen was, zij kenden Hem niet. Toen Zijn Godheid verborgen was achter de sluier van Zijn vlees en Hij de kleding droeg van al zijn zondeloze zwakheden, vermoordden zij Hem omdat zij Hem niet kenden. ‘Want indien zij Hem gekend hadden, zo zouden zij den Heere der heerlijkheid niet gekruisigd hebben’, zegt de Apostel. Ik wil niet zeggen dat hij het daar over de priesters had, want die kenden Hem wel en stonden daarom schuldig aan de onvergeeflijke zonde. Maar het arme volk dat door de priesters was misleid, zagen Hem niet als de Messias. ‘Ik weet dat u het uit onwetendheid gedaan hebt’, zegt Paulus. Maar u die mij heden hoort, weet dat Hij verhoogd is. U weet goed dat Hij in Zijn heerlijkheid aan de rechterhand van God is. Wilt u Hem nog steeds afwijzen en uw hart sluiten voor de Koning der heerlijkheid? Zullen niet al uw vermogens bereid zijn om Hem een zegevierende ingang in uw ziel te bereiden? Ik zeg dat uw verwerping van Hem een meer ernstige zonde is dan die van de Joden, die Christus in Jeruzalem vermoordden. Ik weet zeker dat sommigen van u aan de Avondmaalstafel gezegd hebben: ‘O, welk een verdorven ellendelingen die de Zoon van God vermoord hebben!’ Maar ik zeg u dat u elke dag hetzelfde doet. Zij hebben deze daad maar eenmaal gepleegd, terwijl elke dag dat Christus u wordt aangeboden en u Hem afwijst, u schuldig staat aan dezelfde goddeloze daad. Elke dag dat u Hem verwerpt, kruisigt u Hem opnieuw en maakt Hen openlijk te schande. Ik smeek u om Christus’ wil, maakt u zich niet langer schuldig aan deze hatelijke misdaad. O, roept tot Hem om uw banden los te maken, u aan uw verloren staat te ontdekken en met Zijn machtige genade uw ziel te overwinnen en te onderwerpen om te geloven en het Evangelie te gehoorzamen.

  1. Bezwaren weerlegt

Velen komen al snel met bezwaren. Ik zeg, dat velen al heel snel met bezwaren komen. Het hart is een vruchtbare voedingsbodem voor bezwaren tegen deze plicht, meer nog dan tegen elke andere plicht. Als ik u gebood tweemaal per dag in uw gezinnen te bidden zou u wellicht aarzelen. Maar als u ervan overtuigd was, dat u dit moet doen om niet verdoemd te worden, zou u er waarschijnlijk aan beginnen. Als ik u zou gebieden op te houden met drinken, vloeken en hoereren of anders verloren te gaan, zou u aan mijn verzoek voldoen. Maar ik kan zeggen wat ik wil over het aannemen van Christus, u neemt Hem niet aan. Wat vreemd dat de vijandschap van uw hart zo sterk is tegen de enige Verlosser. Wel, zeggen sommigen onder u, waarom gebiedt u ons zoiets vreemds en moeilijks te doen, als u tegen ons zegt dat niets minder dan een goddelijke kracht ons in staat zal stellen om het te doen. Wat! Heb ik de macht van een Arminiaan? Hoewel u het niet kunt, bent u toch verplicht om het te doen, omdat uw onmacht enkel een kwestie van onwil is. In het dagelijkse leven kan iemand door eigen slecht gedrag zijn vermogen kwijtraken om een bepaald werk te doen, maar dat neemt zijn baas het recht niet af om hem voor dat werk verantwoordelijk te houden. Iemand kan een ander een geldbedrag lenen die het er in plezier en zonde doorjaagt, maar dit berooft de geldschieter niet van zijn recht op de lener. Hij kan hem in de gevangenis werpen en hem daar vasthouden, omdat hij het geld niet kan terugbetalen. En om dit op deze zaak toe te passen, uw onmacht om God te gehoorzamen is het gevolg van uw wanhopige liefde tot de zonde, die Hem nooit het recht zal ontnemen op uw gehoorzaamheid en u ook niet zal ontheffen van de straf op uw ongehoorzaamheid. Maar u dient ook te bedenken dat, terwijl u zich door de zonde volkomen onmachtig gemaakt hebt om Gods heilsboodschap te beantwoorden, Hij u toch alle hulp belooft die u nodig hebt om Zijn wil te doen. U weet dat Christus tot de man met de verdorde hand zei: ‘Steek uw hand uit.’ Was die man geweest als sommigen die de Arminiaanse gedachte aanhangen, dan had hij kunnen zeggen: ‘Heere, waarom spot u met mij? Want U weet dat mijn hand volkomen verdord en machteloos is. Ik kan ze niet in het minst bewegen.’ Maar de arme man probeerde te doen wat hem geboden was en hij kreeg kracht om de poging te doen. Zo wil God met u doen, arme verdorde en geruïneerde zondaars. Kom met uw verdorde hoofd en zeg: ‘Heere, ik heb geen goede gedachten, juiste opvattingen en geestelijke verlangens; maar verlicht, reinig en redt U mij.’ Kom met al uw geestelijke gebreken, met uw hart dat zo hard is als dat van de duivel en zeg: ‘Heere maak het week en vatbaar voor hemelse indrukken.’ Kom met uw verdorde handen en zeg: ‘Heere, Ik kan U niet aannemen, maar ik strek ze uit zo goed als ik kan.’ Ongetwijfeld zal Christus de kracht overdragen die u nodig hebt als u uw verdorde hand uitstrekt. Houdt nooit op te trachten tot Hem te komen. Een drenkeling die het touw bij zich ziet zal altijd tot het laatste moment pogingen doen om het vast te grijpen. Ik zeg u: Doe wat u kunt om Christus aan te nemen en Gods tijd om uw pogingen te belonen kan wel eens komen, wanneer u dat het minste verwacht. Misschien hebt u zich al vaak voorgenomen om te geloven en Christus aan te nemen, maar het is er tot nog toe niet van gekomen. U dient weer te beginnen en te blijven proberen, al zou u aan de voet van het kruis sterven, roepend: Heere, als ik naar de hel ga, stel ik mijn graf onder het verzoendeksel en daar zal ik begraven worden. Met Uw hulp zal ik bidden zo goed als ik kan, U liefhebben en voor U leven. Ik wil rechtvaardig handelen, barmhartigheid liefhebben, nederig wandelen en alles doen tot Uw eer. En ik wil al mijn eigen werken als een wegwerpelijk kleed beschouwen en alleen vertrouwen op de volmaakte gerechtigheid van Mijn gezegende Heiland. Ik zeg u dat op deze wijze naar de hel te gaan, als het dan toch moet, beter is dan te gaan op de brede weg van de duivel in zonde en goddeloosheid. Om vele bezwaren (want er zijn er veel) te beantwoorden, wil ik volstaan met een passage van de Schrift die vier of vijf bezwaren tegelijk beantwoordt, namelijk Hosea 2:18 en 19: ‘En Ik zal u Mij ondertrouwen in eeuwigheid; ja, Ik zal u Mij ondertrouwen in gerechtigheid en in gericht, en in goedertierenheid en in barmhartigheden. En Ik zal u Mij ondertrouwen in geloof; en gij zult den HEERE kennen’. Nu zullen sommigen zeggen: ‘Waarom gebiedt u mij tot Christus te komen en met Hem in ondertrouw te gaan of Hem te ontvangen, want ik ben er zeker van dat ik mijn woord aan Hem toch niet zal houden.’ Tussen haakjes, het is belangrijk op te merken dat dit een verkeerde betekenis is van het geloof dat niet betekent een geven, maar een aannemen, zoals de woorden van onze tekst ons leren. Laat mij nu vragen: Wat ter wereld staat u in de weg om een vrije gift aan te nemen die u wordt aangeboden? Dus uw bezwaar is onterecht. Volgens deze opvatting, gebieden wij u niet te ondertrouwen, maar een hele Christus aan te nemen, de hemel, de zaligheid en volkomen gerechtigheid aan te nemen. En als u de volkomen rechtvaardiging ontvangen hebt, gebieden wij u sterk te zijn om de hele wil van God te doen. Wilt u dit alles afwijzen? Ja, maar zegt u: ‘Als ik met Christus getrouwd ben, zal ik geen getrouwe echtgenote zijn. Ik ben ervan overtuigd dat ik tot de afgoden zal afwijken.’ ‘Nee’, zegt God, ‘Ik zal voor u instaan. Ik zal uw hart bewaren als ik het eenmaal gekregen heb. Ik zal het nemen en niet verliezen. Ik zal Mijn dienaren uitzenden en al wijst u Mij duizend keer af, Ik zal steeds weer uw hand vragen en u terugwinnen. Ik zal nooit in toorn een afwijzing aanvaarden. Bent u eenmaal Mijn bruid, dan zal Ik onder ede voor u instaan dat u geen hoer meer wordt. Ik zal u Mij ondertrouwen in eeuwigheid.’  Hij neemt het op Zich een God voor ons te zijn en wij een volk voor Hem. ‘Ja maar’, zullen sommigen nog steeds zeggen: ‘Ik heb geen gerechtigheid en God toornt tegen de zondaars. De Wet van God heeft mij achtervolgd en voldoening geëist voor al mijn zonden en zijn verschrikkingen zijn op mij.’ Wel, God zegt nog steeds tot u: ‘Ik zal u Mij ondertrouwen in gerechtigheid’. De gerechtigheid die Ik verworven heb door aan alle eisen van de Wet voor de schuldigen te voldoen, zal Ik aan u als Mijn bruid schenken en u ermee bekleden. Maar toch zegt u: ‘Ik ben te gering’. Wel, God antwoordt u: ‘Het is uit vrije gunst en liefde dat ik u Mij ondertrouw en niet om enige schoonheid of goedheid in u. Ik zal u ondertrouwen in barmhartigheden.’ De liefde overwint alles. Gods vrije genade overwint alle misvormdheid die er in de zondaar is. ‘Al waart gij de zwartste zondaar buiten de hel, Ik ondertrouw u Mij in barmhartigheid.’ Maar toch zeggen sommigen: ‘Maar ik vrees dat het slechts een onzekere koop zal zijn.’ ‘Neen’, zegt God, ‘Ik zal u Mij ondertrouwen in geloof en u zult weten dat ik de HEERE ben Die niet verandert.’ Nu, zult u nog meer nodig hebben om u ertoe te brengen Christus aan te nemen? Geef Hem om Gods wil de hand. Hij is de beste Man, met wie u getrouwd kunt zijn. Neem Hem om Christus’ wil aan. O, neem Mijn Heere Jezus heden in uw harten aan, dan zult u zeer gelukkig zijn. Roep tot Hem: ‘Heere Jezus, neem de sleutels van de Koning en laat de deuren van mijn hart openvliegen. Verlaat mij nooit, nooit meer.’ ‘Ik zal u Mij ondertrouwen in eeuwigheid’. U bent één en al onwetendheid, maar Ik leer u wat Ik doe en wat u doet; en u zult weten dat Ik de Heere ben. O, dit is een heel zoet verbond. Ik verlang nooit een beter. Vervloekt zij de man die zijn handtekening niet onder dit contract zet. Ik doe het. Ik wil met U trouwen. En er komt een trouwdag, wanneer gezegd zal worden: ‘De bruiloft des Lams is gekomen en Zijn bruid heeft zichzelf bereid.’ Zij zal dan volledig gekleed zijn, maar nu is zij een zwarte bruid. Zij komt nu tot de Heere als een schuldige, geruïneerde bruid. Maar als zij komt om het huwelijk te sluiten zal er geen speld in haar kleed verkeerd zitten. De bruid des Lams heeft zichzelf toebereid voor het Avondmaal van Zijn bruiloft. Maar het was de Bruidegom, Die het voor haar gedaan heeft, want zij had het zelf nooit kunnen doen. Amen, ja amen. Voetnoot bij gele en onderstreepte tekst op pagina 6 Deze wijze van uitdrukken heeft iets voorwaardelijks, en stelt een situatie voor die onbestaanbaar is. Het is niet verkeerd bedoeld, maar kan wel leiden tot misverstanden. Deze passage wil alleen maar uitdrukken dat de ziel niet zonder de Heere verder kan en wil. Hij heeft vanuit zichzelf geen recht en waardij om tot God te komen; God is soeverein en hij is helwaardig. Maar toch is hij niet tevreden om verdoemd te worden. En al zou de Heere dit doen, omdat hij dat verdiend heeft, dan kan Hij God toch niet missen. Al wordt hij van Hem verstoten, dan wil hij Hem toch vasthouden. Webster wil de ziel alleen maar aanmoedigen om aan te houden in het gebed. Als we het zo verstaan, is er geen misverstand mogelijk.

In dit verband is het goed om ook Jakobus Koelman aan het woord te laten, die in 1678 uitgebreid over dit onderwerp heeft geschreven in een voorrede van het boekje van Thomas Hooker 'Heilzame wanhoop'. Wanneer het gaat over 'Gods eer liever krijgen dan je eigen zaligheid', dan schrijft hij daarover onder andere het volgende: 'Christus en de apostelen hebben nooit zo gepreekt, nog gewetensbezwaren voor de zielen gemaakt, als voorwaarde vereisend dat wanneer iemand in Christus wil geloven, dat hij Gods eer moet zoeken in de daad des geloofs, beërven zijn welstand en zaligheid. Nergens vinden we dat van verslagen hongerige zondaars vereist wordt, dat zij de eer van de vrije genade in Christus boven hun eigen geestelijk en eeuwig leven en heil moeten beogen, of dat anders hun geloof verworpen zal worden. Wat nu Christus en Zijn apostelen niet vereist hebben, zullen wij niet als nodig eisen.

James Webster

241