Hoe geef ik mijn hart aan de Heere Jezus?

Hoe geef ik mijn hart aan de Heere Jezus?

Mijn zoon, geef Mij uw hart! (Spr. 23:26)

We hebben niet meer te doen dan Christus te kiezen en jij hebt niet meer te doen, dan Hem je hart te geven. O, indien wij Hem eens zagen in Zijn schoonheid, dan zou er niet veel gepreekt behoeven te worden, om ons te overreden Hem ons hart te geven! Het aanzoek, dat Christus doet bij zondaren, is: Mijn zoon, geef MIJ uw hart. Er is een grote uitnemendheid in de Persoon Die dit aanzoek doet. Geef uw hart aan MIJ. Geef uw hart aan MIJ, gekruisigde, aan MIJ, stervende, aan MIJ, uitnemende, geef het aan MIJ, verheerlijkte. Indien je je hart aan Christus wilt geven en je wilt het aan Hem toevertrouwen en aan Hem onderwerpen, dan zal Hij het aannemen als een gift, omdat het onze schuld en onze plicht is, het Hem te geven. Daarom zegt Hij: geef MIJ uw hart. O, wie kan zulk een gift aan de dierbare Christus weigeren! Gezegend zij de Vrager en gezegend zij de gever van deze gift. Overweeg eens de geringheid van de gift, die Hij vraagt. Het is je hart. Hij zegt niet: Geef Mij uw besmet hart, smetteloos; geef Mij uw onheilig hart, heilig; geef MIJ uw onrein, zwart hart, verheerlijkt. Het is alleen: GEEF MIJ UW HART! Overweeg welk een liefelijke en zielsoverwinnnende weg Christus kiest, om harten van mensenkinderen te winnen. Hij komt niet met een bevel (zoals Hij mocht doen), maar in de weg van nederige smeking, als het ware geknield, vragende om zondaarsharten (ofschoon Hij ze bevelen kon). GEEF MIJ UW HART! De tekst spreekt ook van een tijd wanneer we het hart aan Christus moeten geven, nl. in de morgenstond van ons leven. Het woord in de grondtekst betekent: Jongelingen, geeft Mij uw hart. Ik zal enkele redenen noemen, waarom wij aandringen op het kiezen van de dienst van God in de jeugd en op het vroegtijdig geven van het hart aan Christus: 1) 1) Christus verlangt ernstig het hart in die tijd te hebben: Gedenk aan uw Schepper in de dagen uwer jongelingschap, Pred. 12:1. Het is Christus’  ernstig verzoek aan zondaren, aan Hem te gedenken in je jeugd. 2) 2) Bedenk, dat indien jij je hart in je jeugd aan Christus geeft, het meer aannemelijker en welkom voor Hem zal zijn, dan wanneer je oud bent of dat je zult komen, wanneer je zestig jaar hebt geleefd. Daarom doe het bijtijds nu Christus het hebben wil. 3) 3) Weet, dat zo je uitstelt je hart heden aan Christus te geven, je morgen ongeschikter zult zijn, het te doen. Want je kunt het niet een uur uitstellen of je maakt je voor dagen onbekwaam je hart aan Christus te geven. Daarom zeg ik tot jullie, jonge mensen, geef je hart aan Christus. Ik kan geen betere raad geven aan jullie allen. O, zullen wij Hem wegzenden met een weigering op de eerste dag van het feest en op de tweede dag van het feest en op de derde dag van het feest? O, zul je alle drie dagen Christus weigeren? Ik raad je aan, doe het niet, maar geef HEM je hart! Wat is het, ons hart aan Christus te geven? 1ste. Het is je gedachten aan Christus geven. Er zijn sommigen, die hun gedachten aan de duivel willen geven, maar hun genegenheid aan Christus. Maar ik zeg: Je moet aan Christus denken wanneer je nederzit en wanneer je opstaat; in de nacht en in de dag en wanneer je over de weg gaat. Maar ik moet zeggen dat Christus niet is in al onze gedachten. 2de. Het is je verlangens aan Christus geven. Zodat je verlangens die te voren in vele verschillende kanalen liepen, nu alle tot Hem lopen en in Hem uitkomen. 3de. Het is al onze genegenheden aan Christus geven, onze vreugde en blijdschap, onze liefde en ons geduld. Ja, alle onze genegenheden voor Hem. 4de. Het is, ons verstand aan Christus geven, het licht van ons verstand en alle kennis, die wij hebben, vermeerderd te krijgen tot Zijn heerlijkheid. 5de. Het is onze ziel aan Christus geven, de hele ziel en haar vermogens. Nu, in de tweede plaats zullen wij enige overwegingen voorstellen om deze dingen bij je thuis te brengen. En ik bid en gebied je, deze Jezus Christus niet te versmaden, maar Hem je hart te geven. - - Indien je veertig jaar zoudt wenen en een andere veertig jaar zoudt bidden, en je zoudt je hart niet geven, zo zal tot je gezegd worden dat God lief te hebben meer is dan alle offeranden. Indien ik geen liefde heb, zo ben ik niets en al gaf ik mijn lichaam, opdat ik verbrand zou worden, zo zou het mij geen nuttigheid geven (zie 1 Kor. 13:2). Zo, geef dan je hart aan Christus, indien je je gebeden, je vasten, je wandel niet tot schuld wenst gerekend te zien. - - Als je je hart aan Christus geeft, zo zal Hij Zijn hart aan je geven. Is dat niet een zoete ruil? Die Mij lief heeft, zal van Mij Vader geliefd worden en Ik zal Hem liefhebben en Ik zal Mijzelven aan hem openbaren (Joh. 14:21). O, deze twee zijn zoete gasten om bij je te wonen. Zij zullen bij je wonen, indien je Hem je hart geeft! - - Overweeg dat je hart, hetwelk Hij zoekt, niet veel waard is. Spr. 10:20 zegt: Het hart der goddelozen is weinig waard. En ik moet dit zeggen van alle mensen-harten, daarom geef het aan Christus. - - Overweeg, dat Christus buitengewoon aandringt en ernstig begeert, dat je Hem je hart geeft. Vervloekt zij de man en de vrouw, die hun niet aan Christus willen geven en laat de hele gemeente zeggen: Amen. De brede Evangelievloek zal op die persoon zijn: Indien iemand den Heere Jezus Christus niet liefheeft, die zij een vervloeking, Maranatha! (1 Kor. 16:22).

Overweeg, dat indien je je hart aan Christus geeft, het je zal vrijmaken van een grote last waaronder je ligt. Indien je je hart niet aan Christus geeft, dan zal de duivel het hebben. Er is een strijd tussen deze twee minnaars, als wij zo mogen spreken, te weten Christus en de duivel. Maar ik vrees, dat Christus alleen moet vertrekken van de kerk in Bothwell.

O, zal de duivel meer op je vermogen, dan Christus? ZAL DIE DUIVELSE MINNAAR OP JOU DE OVERHAND HEBBEN? Ik gebied je, door Hem, Die blank en rood is, dat jullie je harten aan Christus geven. O welke drangredenen zullen wij aanvoeren om je te bewegen je hart aan Christus te geven? Ik nodig je uit, Hem je hart te geven. En ofschoon een geveinsde heel ver kan gaan, waag het nochtans op Christus. Hij zal niet uitwerpen, die tot Hem komt. Bied je hart Hem aan. O wil je het niet doen? Ik smeek het je!

Uit: De Roos van Saron (Andrew Gray

241