De zakkendrager uit Londen

De zakkendrager uit Londen

Arme Jozef was een zakkendrager die dagelijks met zijn last door de straten van Londen liep. Op een dag passeerde hij de kerk van de bekende puriteinse predikant, Dr. Edmund Calamy. Jozef was nog nooit in een kerkgebouw geweest en had niet eerder het Evangelie van genade voor zondaren gehoord. Omdat de kerk al begonnen was, hoorde Jozef de stem van de predikant. Hij bleef stilstaan en zette zijn zak op de grond en luisterde naar de woorden van de tekst: "Dit is een getrouw woord en aller aanneming waardig, dat Christus Jezus in de wereld kwam om zondaren zalig te maken, van welke ik de voornaamste ben" (1 Tim. 1:15).

De predikant sprak over de Persoon van Christus, Die in de wereld kwam om zondaren zalig te maken, dat Hij in de beginne bij God was en God Zelf was en dat alle dingen in de hemel en op de aarde gemaakt heeft. Arme Jozef luisterde met grote aandacht en geloofde het Woord van verzoening. Toen de kerk uitging, sprak hij: "Jozef heeft dit nog nooit eerder gehoord, dat Jezus Christus, de God die alle dingen gemaakt heeft, in de wereld gekomen is om zondaren zalig te maken."

Enkele kerkgangers die hem kenden en verwonderd waren over de woorden die deze man sprak, kwamen naar hem toe en vroegen hem: "Ja, maar Jozef, heb je wel geloof geoefend?" "Ach, Jozef kan niets oefenen," was het antwoord, "maar dit is een getrouw Woord en alle aanneming waardig dat Jezus Christus, de God die alle dingen gemaakt heeft, in de wereld gekomen is om zondaren zalig te maken. En waarom kan arme Jozef niet zalig worden?"

Kort hierop werd Jozef ziek. Dr. Calamy werd bij hem geroepen. Toen hij zijn stem hoorde, sprak hij: "Bent u die goede predikant die vertelde over Jezus Christus, Die in de wereld kwam om zondaren zalig te maken?" Toen lichtte hij zijn kussen op en pakte een kleine zak met geld. "Arme Jozef heeft dit gespaard voor zijn oude dag, maar Jozef zal de oude dag nooit zien. Neem dit mee en geef aan enigen van Christus' arme volk en vertel hen dat Jozef hen liefheeft en dat hij Jezus Christus liefheeft, Die in de wereld kwam om zondaren zalig te maken."

Professor John Duncan was een geleerd man, die veertien (!) talen machtig was en veel geleerde boeken gelezen had. Maar tot zijn meest geliefde lectuur behoorde de korte geschiedenis van arme Jozef. Het was het kinderlijke geloof van deze Londense zakkendrager uit de 17e eeuw dat hem aansprak. Het was het geloof in de God, 'Die alle dingen gemaakt heeft'. Het was het geloof in de gewilligheid van Christus om zondaren zalig te maken. Het was een klein geloof en toch geen dood geloof. Jozef wist weinig te zeggen over de werking van dat geloof, over de wijze waarop dit geloof door de Heilige Geest in het hart werd gewerkt. Hij hield slechts vast aan het Woord van God; hij vatte God op Zijn eigen getuigenis, zonder aan de getrouwheid hiervan te twijfelen. Zijn zekerheid was niet gelegen in kenmerken van genade, want die kon hij bij zichzelf niet waarnemen. Maar de vaste grond van zijn zaligheid lag buiten hem, in de gewisse beloften van het Woord, waaraan hij zich vastklampte. En daar liet hij het anker van zijn hoop vallen.

Juist dit kinderlijke geloof sprak John Duncan aan omdat hij zo vaak twijfelde en redeneerde over de waarheid van de beloften. Steeds moest hij opnieuw leren om als een kind aan de voeten van Jezus te zitten om van Hem onderwijs te ontvangen, want hij was een onwetend zondaar. Maar als het kinderlijke geloof bij hem werkzaam was, achtte hij zich de laagste plaats waardig. Dan was Christus hem zo dierbaar, dan had hij aan zijn kant niets meer dan zonden, dan nam hij de toevlucht tot het kruis van Golgotha. En als hij in de wonden van zijn lieve Borg blikte, zag hij hoe al zijn zonden waren geworpen in een zee van vergetelheid. (Overgenomen uit: 'De rotssteen van mijn hart', over het leven van rabbi John Duncan).

273