God heeft om ieder mens een cirkel getrokken

God heeft om ieder mens een cirkel getrokken

God heeft in Zijn soevereiniteit aan elk lid van het lichaam van Christus een specifieke bediening gegeven (1 Kor. 12:7, 8). We kunnen eigenlijk zeggen dat God voor ieder persoon een cirkel heeft getrokken. In sommige gevallen is deze cirkel erg groot en soms slechts zeer klein (Matt. 25:15). Binnen uw eigen cirkel vindt u God Zelf (Hand. 17:26, 27). Buiten uw eigen cirkel maakt u alleen maar brokken door uw neus te steken in andermans zaken.

Petrus zegt in zijn brief dat wij niet moeten lijden als iemand die zich met de zaken van iemand anders bemoeit, maar we moeten onszelf beoordelen en deelnemen aan het lijden in het vlees (1 Petrus 4:15, 17 en vers 1). Hoe bijvoorbeeld een andere broeder of zuster haar kinderen opvoedt of geld besteedt, is niet direct onze zaak. Dit is iets buiten onze cirkel. God heeft ons geen gezag gegeven om ons met iemands cirkel te bemoeien. Daarom moeten wij slechts toezien op onszelf (1 Tim. 4:16).

Toen wij nog deel uitmaakten van deze wereld, maakten we onze cirkel vaak erg groot en hadden we een mening over vele mensen en zaken die gebeurden. Maar nu moeten we erop toezien dat we niet buiten de cirkel treden die God rondom ons persoonlijk heeft getrokken. In de meeste gevallen bevat onze cirkel slechts één persoon - onszelf! Als u een ouder bent, valt uw gezin ook in uw cirkel. Als u een oudste bent in uw gemeente, sluit uw cirkel al uw gemeenteleden in. Maar in bijna alle andere gevallen moet eenieder leren zichzelf slechts te beoordelen.

Het is als we de grens van onze eigen cirkel overtreden dat gemeenschap met anderen in moeilijkheden komt; ook onze eigen heiliging wordt erdoor gehinderd. We worden opgedragen in Efeze 5:21: "Schik u onder elkaar in het vrezen van God". Dit geeft aan dat we een vrees moeten hebben om in de cirkel van iemand anders binnen te gaan. We moeten terughoudend zijn in onze gemeenschap met elkaar als het gaat om zaken die ons niet aangaan.

Nieuwsgierigheid is een dodelijke, maar vaak niet herkende, zonde in de levens van gelovigen. Nieuwsgierigheid is vaak de eerste aanwijzing dat we bezig zijn ons te bemoeien met zaken in het leven van anderen die ons niet aangaan. Kinderen zijn van nature vaak nieuwsgierig en luistervinken in de conversaties van anderen. Paulus zegt ons: "maar nu ik een man geworden ben, heb ik het kinderlijke tenietgedaan" (1 Kor. 13:11). Maar veel gelovigen hebben deze kwalijke praktijk nog steeds niet weggedaan, zelfs niet nadat ze opgegroeid zijn. Zulke nieuwsgierigheid leidt uiteindelijk tot de nog ergere kwalijke gewoonte van roddel. Zij die deze gewoonte hebben, zullen merken dat het voor hen onmogelijk is middels discipline een godvruchtig leven te leiden (1 Tim. 4:7).

Pornografie is een voorbeeld hoe Satan deze kwalijke nieuwsgierigheid in ons vlees gebruikt om ons naar de naakte lichamen van anderen te doen kijken. Jezus werd net als wij verzocht om nieuwsgierig te zijn. Maar Hij weigerde standvastig om zich buiten de cirkel te begeven die Zijn Vader Hem had gegeven. En zo heeft Hij nimmer in Zijn 33 ½ jaar op aarde op dit punt gezondigd. Als we zelf al ervaren hoe zwak we zijn op dit gebied van nieuwsgierigheid, gaan we ook beter begrijpen wat een geweldige overwinning de Heere Jezus heeft behaald in Zijn leven alleen al op dit punt.

Nieuwsgierigheid naar wie er gaat trouwen en met wie, wie er binnenkort een baby krijgt, etc. is de tijdbesteding van de goddeloze mens. Geen enkele volkomen toegewijde broeder of zuster zal ooit op deze manier zijn of haar tijd besteden. Ook zien we het gevolg van buiten de eigen cirkel treden in sommige oudsten, of ouders die op een verkeerde wijze heerschappij voeren over diegene die hen zijn toevertrouwd. We moeten nimmer onze kinderen schrik aanjagen, onze vrouwen onder druk zetten, noch welke broeder dan ook in de gemeente. De woorden van Elihu zijn hier van toepassing: "Dus behoeft geen schrik voor mij u te overvallen, mijn druk zal niet zwaar op u zijn" (Job 33:7). Een ieder van ons moet op zijn hoede zijn dat niemand die onder onze verantwoordelijkheid valt (kinderen, vrouw, dienstknechten, gelovigen, etc.) ooit door ons angst aangejaagd wordt, onder druk gezet of bedreigd voelt. Het is erg gemakkelijk om buiten de ons gegeven grenzen te treden als we verantwoording dragen over anderen. De gemeenschap wordt daarmee verbroken. Een man kan zo heersen over zijn vrouw dat hij haar karakter kapot maakt. Dit is dwaasheid. God heeft man en vrouw verschillend gemaakt, zodat ze een hulp voor elkaar konden zijn. Elke zaak bekijkt u als man van een bepaalde kant en uw vrouw van een andere kant. Dat is vergelijkbaar met het maken van een foto van een gebouw. U neemt de foto van de noordzijde, zij van datzelfde gebouw van de zuidzijde. Als de twee foto's naast elkaar worden gelegd, kunnen ze totaal verschillend zijn. Maar alleen zo krijgen we een volledig beeld van het gebouw. U bent een dwaas man als u haar persoonlijkheid in duigen doet vallen omdat u haar voortdurend dwingt haar foto alleen te maken van uw zijde van het gebouw! Het verlies zal u aangerekend worden. Als u haar zichzelf had laten zijn, had u de gelegenheid gehad een andere kant van de zaak te zien, welke uw eigen inzicht en begrip verruimd had, en zo wijzer had gemaakt. Op dit gebied moeten vele mannen zich bekeren van deze dwaasheid.

264