Bidden voor het eten?

Bidden voor het eten?

Een beetje onwennig zat hij midden tussen de deftige gasten. Een plattelander; een boer. Je kon het aan zijn handen zien; je kon het aan zijn kleren ruiken. Tegenover hem: een verre neef, een heer van stand: deftig brilletje op de neus, keurig kostuum om een zwaarwichtig lijf. De maaltijd begon. De ceremoniemeester tikte tegen zijn glas. Het lachen verstomde, het gepraat hield op; 'Een ogenblik stilte, alstublieft.' Iedereen keek wat glazig voor zich uit. Alleen de boer vouwde zijn handen en sloot zijn ogen. Hij bad. Hij was thuis gewoon om te bidden; en waarom zou hij het hier opeens niet doen? Even later ging het geroezemoes weer vrolijk verder. 'Zo, zo', zei de deftige neef, 'ik zie dat ze bij jullie op het platteland nog bidden voor het eten. Dat is bepaald merkwaardig, zeg! Doen ze dat bij jullie nog allemaal?' 'Nee, beste neef', zo zei de boer, 'nee, dat kan ik niet zeggen; allemaal doen ze dat bij ons niet. Je hebt er bij ons heel wat die niet bidden voor het eten.' 'Zo, zo', reageerde de heer met het voorname brilletje op de fraai gevormde neus, 'zo, zo, net wat ik al dacht. Alleen de ouwetjes zeker nog en de minst ontwikkelden, naar ik aanneem?' 'Nou, nee, die bedoel ik niet', antwoordde de boer. 'Nee, ik bedoel nu eigenlijk alleen bij ons in het varkenshok; die zeug en de twaalf biggen, die bidden niet; die vallen zomaar aan op het voer dat ik breng. Maar verder dankt bij ons op het erf natuurlijk iedereen zijn Schepper voor het voedsel dat Hij laat groeien. De verre neef zweeg. Zwijgend stak hij een lepel soep in de mond die nog open stond.

273