Gezangen versus Opwekkingsliederen

Gezangen versus Opwekkingsliederen

"Een oude boer ging in het weekend naar de grote stad en bezocht daar een kerkdienst. Toen hij thuis kwam vroeg zijn vrouw hoe het was geweest. 'Ja', zei de boer, 'goed'. 'Eén ding deden ze wel anders. Ze zongen opwekkingsliederen in plaats van gezangen.' 'Opwekkingsliederen?', zei z'n vrouw, 'wat zijn dat?' 'O, ze zijn wel mooi. Het zijn een soort gezangen, maar dan anders', zei de boer. 'Wat is er anders aan?', vroeg zijn vrouw. De boer zei: 'Nou, kijk, als ik tegen jou zou zeggen: "Martha, de koeien staan in het maïs", dan zou het een gezang zijn. Maar als ik tegen jou zou zeggen: "Martha, Martha, Martha, o Martha, de koeien, de grote koeien, de bruine koeien, de zwarte koeien, de witte koeien, de zwart-witte koeien, staan in het maïs, staan in het maïs, het maïs, maïs, maïs" en als ik dan de hele zaak een paar keer herhaal, dan heb je dus een opwekkingslied.

Een jonge man die pas christen was, ging meestal naar de plaatselijke evangeliegemeente. Op een zondag kwam hij een keer in een kleine dorpskerk. Toen hij thuis kwam vroeg zijn vrouw hoe het was geweest. 'Ja', zei de jongeman, 'goed'. 'Eén ding deden ze wel anders. Ze zongen gezangen in plaats van opwekkingsliederen.' 'Gezangen?', zei z'n vrouw, 'wat zijn dat?' 'O, ze zijn wel mooi. Het zijn een soort opwekkingsliederen, maar dan anders', zei de jongeman. 'Wat is er anders aan?', vroeg zijn vrouw. De jongeman zei: 'Nou, kijk, als ik tegen jou zou zeggen: "Martha, de koeien staan in het maïs", dan zou het een opwekkingslied zijn. Maar als ik tegen jou zou zeggen: "O Martha, dierbare Martha, hoor mijn geroep. Neig uw oor tot de woorden van mijn mond. Wend uw gehele wonderbare oor tot de zuivere, heerlijke waarheid terstond. Want wie doorgrondt de weg der dieren? Bij hen is geen begrip noch verstand. Zij koesteren zich in Gods zon of regen in het zoete, bekoorlijke maïs op het land. Deze mijne koeien hebben met weerspannig behagen hun ketenen afgeschud, versmaden hun warme stal. En gedreven door duistere machten, die hen aanzetten zich tot het maïs te begeven - o lot, bitter dan gal." En als ik dan alleen het eerste, derde en vierde vers zou doen, met een soort toonverhoging voor het laatste vers, dan heb je dus een gezang."

273