De opgestane Heere

De opgestane Heere

In Openbaring 1:12, 13 zag Johannes de Heere Jezus toen hij zich omgekeerd had om de stem te zien die met hem gesproken had. Maar Hij zag Hem te midden van de gemeenten. Het is door de lokale gemeente dat de Heere Zich wil uitdrukken en openbaren en tot anderen wil spreken. De eerste woonplaats van God die ons in de Bijbel getoond wordt, is de brandende doornstruik die Mozes in de wildernis aanschouwde (Deut. 33:16). Net zoals Johannes op Patmos wilde Mozes dit geweldige verschijnsel bezien. En daar begon God tot hem te spreken (Exodus 3:3). Vandaag de dag is de gemeente de woonplaats van God. God verlangt dat elke gemeente brandt door Zijn Geest zoals deze doornstruik brandende was. Als mensen de lokale gemeente aanschouwen, moeten ze het leven van Christus geopenbaard zien door de leden van de gemeente. Zo alleen kan God spreken tot andere mensen door Zijn gemeente.

Johannes gaat dan verder met de Heere Jezus te beschrijven zoals hij Hem zag. Hoewel de Heere opgestaan is, wordt Hij nog steeds de "Zoon des mensen" genoemd, wat zijn voortdurende vereenzelviging met de mensheid benadrukt. Zijn lange gewaad (die zonder twijfel wit geweest moet zijn) reikte tot op Zijn voeten en spreekt van Zijn priesterlijke bediening in voorbede voor ons – want zo gekleed ging de Hogepriester in het Oude Testament het Heilige der Heilige binnen op de Verzoendag (Openb. 1:13). Zijn borst was omgord met een gouden gordel (Openb. 1:13). Goud symboliseert datgene wat Goddelijk is. De gordel spreekt volgens Jesaja 11:5 van gerechtigheid en trouw. Dit benadrukt de volmaakte rechtvaardigheid van God die geopenbaard werd in het aardse leven van Jezus en de volkomen getrouwheid waarin Hij Zijn belofte jegens ons gestand doet.

Zijn hoofd en haar waren als wol (Openb. 1:14). Daniël 7:9 gebruikt hetzelfde beeld om Gods eeuwig wezen aan te duiden. De witte haren spreken van wijsheid. Dit spreekt ons van het feit dat Jezus, hoewel Hij de Zoon des mensen was, tevens de eeuwige God is, volmaakt in wijsheid. Zijn ogen waren als een vuurvlam (Openb. 1:14). Dit betekent dat "alles ligt naakt en ontbloot voor de ogen van Hem" (Hebr. 4:13). Zijn ogen dringen door elke religieuze buitenkant die we ophouden, door onze mooie en vrome woorden en elke "schijn van godsvrucht" heen. Maar het ziet ook, achter de stamelende woorden van een Godvrezende ziel, in zijn oprechte hart. Daarom zijn Zijn bevindingen zo anders dan die van mensen.

Zijn voeten leken op blinkend koper (Openb. 1:15). Brons was het materiaal waarvan het altaar gemaakt was, welk in het voorhof stond, waarop de zondoffers werden gebracht. Brons spreekt daarom van Gods oordeel over de zonde van de mens, welke op Golgotha neerkwam. Terwijl hij de kop van de slang vermorzelde, werden Zijn voeten aan het kruis doorboord (Gen. 3:15). Zijn stem klonk als het geluid van vele wateren (Openb. 1:15). De stromen van Levend Water spreken van de Heilige Geest (zie Joh. 7:37-39). Het spreken van Jezus was altijd vol van de vriendelijkheid en wijsheid van de Heilige Geest.

Hij hield zeven sterren in Zijn rechterhand (Openb. 1:16). De zeven sterren zijn de zeven engelen (naar het Grieks "boodschappers") van de zeven gemeenten (Openb. 1:20). God heeft de Nieuw Testamentische gemeente geboden dat zij door meerdere oudsten geleid zou worden (Hand. 14:23; Titus 1:5; Hand. 20:17). Maar God geeft gewoonlijk één van de oudsten de gave om het Woord te spreken in de gemeente, als Zijn boodschapper. Dit zijn de mensen die bedoeld worden met wat in onze vertaling met "engelen" (in het Grieks dus boodschapper of diegene die het nieuws brengt) vertaald is. Deze boodschappers worden door Christus in Zijn hand gehouden. Daarom zegt het Nieuw Testament ons om zulke oudsten, die "zich belasten met prediking en onderricht" dubbele eer te bewijzen (1 Tim. 5:17). Het is helaas nodig hier op te merken dat vandaag de dag vele oudsten van gemeenten en van diegenen die het Woord spreken NIET in de handen van Christus worden gedragen, omdat ze zichzelf hebben aangesteld en niet Christus. Een boodschapper aangesteld door God is een man van God, die ons vertrouwen geeft, en door wiens leven en bediening we gevoed, geleid en gezegend worden. Zulke mensen moeten we respecteren – omdat de Heere zulke mensen in Zijn hand draagt. God zij gedankt dat er nog zulke mensen zijn vandaag de dag.

Gods dienstknechten zijn een speciaal doelwit van de satan. Daarom worden ze ook speciaal bewaard in de handen van de Heere. Zolang ze daar in alle nederigheid blijven, kan de satan hen niets aandoen. Maar daar waar ze opgeblazen raken, of daar waar ze zondigen en zich niet willen bekeren, laat God satan toe hen op verschillende wijzen te slaan, om hen terug te brengen tot bekering. Het is een bijzonder voorrecht om als Zijn boodschapper door de Heere in Zijn hand bewaard te worden. Echter brengt het tegelijkertijd ook een enorme verantwoordelijkheid met zich mee. Uit de mond van Jezus kwam een tweesnijdend zwaard (Openb. 1:16). Dit verwijst naar het Woord van God welk Hij spreekt (Hebr. 4:12). We hebben in Openbaring 1:15 gezien dat Zijn stem was als het geluid van vele wateren. Deze twee verzen samen gebracht laten ons zien dat Jezus altijd Gods Woorden spreekt in de kracht van de Heilige Geest. Hij spreekt met grote vriendelijkheid, maar vermaant ook streng als dat nodig is. Zijn gezicht was zoals de zon schijnt in haar kracht (Openb. 1:16). Zo zagen Petrus, Jakobus en Johannes hem ook op de berg der verheerlijking (Matt. 17:2). Dit verwijst naar het "ontoegankelijk licht" waar God woont (1 Tim. 6:16). De heiligheid van God wordt hier vergeleken met de zon op zijn hoogtepunt (rond het middaguur) waarin het niet mogelijk is om rechtstreeks in de zon te kijken. De zon is een vuurbal waarin geen enkel virus noch enig bacterie leven kan. Zo kan er ook geen zonde zijn in de tegenwoordigheid van God (Jes. 33:14).

272