Arme kerel!

Arme kerel!

Ik ken een man - Dapozzo heet hij. Hij is een Franse evangelist. Van het concentratiekamp heeft hij een verbrijzelde arm overgehouden. En hij vertelde mij een verhaal dat ik nooit heb kunnen vergeten: 'In het KZ (concentratiekamp) werd ik eens rond het middaguur ontboden bij de leider van het kamp. Ik werd een kamer binnen gebracht, waar de tafel gedekt stond. Maar er was slechts voor één persoon gedekt. En daar kwam die leider van het kamp binnen. Ik rammelde van de honger.

Die leider van het kamp gaat zitten en krijgt een fantastische maaltijd geserveerd, de ene gang na de andere. En ik moet stokstijf blijven staan en toekijken. Hij laat mij merken hoe het hem smaakt - en ik verga van de honger. Maar dat is het ergste nog niet. Tenslotte laat hij koffie brengen. Daarbij legt hij een pakje op tafel en zegt: "Kijk eens, dat heeft uw vrouw u uit Parijs gestuurd: koekjes!" Ik wist hoe weinig er te eten was en hoe mijn vrouw had moeten sparen om die koekjes te kunnen maken. En daar begint me die man ze één voor één op te eten. Ik vraag hem: "Geeft u mij er in ieder geval één. Ik zal het niet opeten, maar wil het graag als aandenken aan mijn vrouw hebben."

En lachend eet hij ook het laatste koekje op.' Dat was het moment waarop het op-je-zenuwen-werken zijn hoogtepunt bereikt, waarop je gaat haten! En Dapozzo ging verder: 'Op dat ogenblik werd mij duidelijk wat het zeggen wil: De liefde Gods is uitgestort in onze harten. Ik kon die man liefhebben. Ik dacht: Arme kerel! Jij hebt geen mens die jou liefheeft. Slechts haat omringt je. Wat heb ik het goed als kind van God!'

Begrijpt u het: hij kon hem omhullen met medelijden en erbarmen. De man werkte niet meer op zijn zenuwen. Toen sprong de man op - hij merkte het kennelijk - en rende naar buiten. Dapozzo heeft hem na de oorlog opgezocht. De man werd bleek: 'U wilt wraak nemen!' 'Ja,' zegt Dapozzo, 'ik wil me wreken. Ik wil graag een kopje koffie bij u drinken. En in de auto heb ik een taart staan die ik voor u heb meegebracht. We gaan samen eten en drinken!' En die man komt tot de schokkende ontdekking dat iemand die onder de heerschappij van Jezus is gekomen, niet meer hoeft te haten, dat hij bevrijd is van het op-je-zenuwen-werken, omdat de liefde Gods in zijn hart is uitgestort.

273