De Bijbel is een gevaarlijk boek

De Bijbel is een gevaarlijk boek

Toen, tijdens het Derde Rijk, mijn jonge mensen van zestien en zeventien jaar in groten getale werden opgeroepen, heb ik ieder van hen een Bijbeltje gegeven en gezegd: ‘Luister! Als jullie bij de Arbeidsdienst komen, leg dan meteen de eerste avond je Bijbel op tafel, sla die open waar iedereen bij is en ga erin lezen. Dan zal er van alle kanten commentaar komen. Maar de tweede dag ben je er doorheen. Wanneer je het niet meteen de eerste dag doet, speel je het niet meer klaar.'En ze hebben het gedaan. De eerste dag kwam de Bijbel op tafel! Wat lees jij daar?' 'De Bijbel!' Dat was iedere keer weer een soort handgranaat, want in ons christelijke Duitsland mag iedereen van alles lezen, behalve de Bijbel.

En toen gebeurde het bij onze vriend Päule - hij is helaas gesneuveld- dat de volgende morgen, toen hij zijn kast opendeed, zijn Bijbel weg was. Hij keek om zich heen. Een jongen begon te grijnzen. Toen grijnsden de anderen ook. 'Hebben jullie mijn Bijbel gepikt?' vroeg hij. 'Mmmm..." "Waar hebben jullie mijn Bijbel?' 'Die heeft de adjudant!" Toen wist hij: 'Nu gaat het hard tegen hard.' Na de dienst ging hij 's avonds alleen in een stil hoekje zitten en bad: 'Heere Jezus, ik sta helemaal alleen. Ik ben pas zeventien. Ik vraag U: laat me niet in de steek! Help me voor U uit te komen!" En toen ging hij naar de adjudant en klopte aan. 'Binnen!" De adjudant zat achter zijn bureau. Op het bureau lag Päules Bijbel. 'Wat wil je?' 'Adjudant, ik zou graag mijn Bijbel terughebben. Die is mijn eigendom." "Oh!' Hij pakte de Bijbel en bladerde er wat in: 'Zo, is die van jou?! Weet je niet dat dit een heel gevaarlijk boek is?' 'Jawel, adjudant, dat weet ik. De Bijbel is zelfs gevaarlijk als hij achter slot en grendel in een kast ligt. Zelfs dan brengt hij onrust teweeg. Pats boem! De adjudant richtte zich op: 'Ga eens zitten!" En toen bekende hij: "Ooit wilde ik theologie gaan studeren." "En hebt u daar toen van afgezien, adjudant?' vroeg Päule. Daarna volgde er een fijn gesprek, waarin een man van veertig tegen een jongen van zeventien zei: 'In wezen ben ik doodongelukkig. Maar ik kan niet meer terug. Ik zou teveel moeten opgeven. En de jongen antwoordde: 'Arme adjudant, Jezus is toch ieder offer waard!' De adjudant liet de jongen weggaan met de woorden: 'Jij bent een gelukkig mens!' 'Jazeker, adjudant!' bevestigde Päule - en ging met zijn Bijbel. En in de legerplaats durfde niemand meer iets te zeggen!

273