De grote zendeling en ontdekkingsreiziger

De grote zendeling en ontdekkingsreiziger

David Livingstone, de grote zendeling/ontdekkingsreiziger die de toegang tot het donkere continent Afrika opende, werd in 1813 geboren in Schotland. Carey was toen inmiddels al enkele jaren in India en Judson begon net aan zijn werk in Birma. Livingstone verscheen echter niet voor 1841 op het zendingsveld. 

Hij was nog maar een paar jaar in Afrika toen hij voor de eerste keer oog in oog met de dood kwam te staan. Er zouden nog vele van zulke momenten volgen. Hij was aan het werk in een gebied dat geteisterd werd door leeuwen. Toen hij op een dag op jacht was, kwam hij er één tegen en schoot erop. Maar voordat hij zijn geweer kon herladen, viel het dier hem aan. “De leeuw greep me bij de schouder en we kwamen samen op de grond terecht. Hij gromde verschrikkelijk terwijl hij me heen en weer schudde zoals een terriër dat met een rat doet. De schrik veroorzaakte een versuffing vergelijkbaar met wat een muis lijkt te ervaren als een kat hem te pakken heeft gekregen.”

Toen keerde de leeuw zich tot twee anderen die met Livingstone op reis waren voordat hij eindelijk bezweek aan de kogels. Het bot van Livingstone’s linkerarm was verbrijzeld en zou de rest van zijn leven verminkt blijven. Het was David Livingstone’s grote roeping om in Afrika de weg te banen voor hen die na hem zouden komen. Terwijl hij bij de stammen verbleef en voortdurend Christus verkondigde, zag hij weinig directe resultaten. Voor hem lag een pionierstaak weggelegd. Later zouden christelijke zendelingen hem volgen, maar in zijn tijd maakte de satan op een vreselijke manier gebruik van zijn inspanningen. Slavenhandelaren stroopten in die tijd Afrika af op zoek naar slachtoffers om mee te voeren naar Amerika en Europa. Livingstone had veel succes onder de stammen, omdat ze zagen dat hij werkelijk oprechte liefde toonde. Maar nauwelijks had Livingstone een pad gebaand naar een nieuwe regio, of de moordzuchtige slavenhandelaren volgden zijn sporen; zich vaak voordoend als zijn kinderen! Veel Afrikanen gingen hierdoor zelfs Livingstone’s motieven wantrouwen. “Het is moeilijk”, zei hij, “om jarenlang met zuivere motieven te werken en al die tijd door de meesten van hen, aan wie wij ons leven hebben toegewijd, te worden bekeken alsof we er kwaad mee in de zin hebben.”

Maar ongeacht de pogingen van de vijand om hem te ontmoedigen, was en bleef het Livingstone’s grote roeping om op ontdekkingstocht te gaan. In zijn drieëndertig jaar van dienst in Afrika zou hij zo’n 46.000 kilometer afleggen – voornamelijk te voet en door dicht oerwoud! Zijn inspanningen brachten een paar miljoen vierkante kilometer voorheen onbekend gebied in kaart. Hij ontdekte de meren N’gami, Shirwa, Nyassa, Moero en Bangweolo. Ook ontdekte hij de bovenloop van de Zambezi rivier en de indrukwekkende Victoria watervallen. In 1862 overleed Livingstone’s vrouw aan de gevreesde Afrikaanse koorts. Hierover schreef hij in zijn dagboek: “Het is de eerste zware slag die ik moet incasseren en het ontneemt mij welhaast mijn kracht. Ik heb om haar gehuild; tranen die ze verdiende. Ik had haar lief toen ik met haar trouwde en hoe langer ik met haar leefde, hoe meer ik haar liefhad. God moge zich ontfermen over mijn arme kinderen die allen erg aan haar gehecht waren. Ik ben achtergelaten op aarde door de persoon die ik
als een deel van mezelf beschouwde. Ik hoop dat, door Gods genade, het ertoe zal leiden dat ik me zal realiseren dat de hemel mijn thuis is en dat ze me slechts is voorgegaan op weg daar naartoe. O, Mary, mijn Mary, hoe vaak hebben we samen niet verlangd naar een rustig thuis… Voor het eerst van mijn leven voel ik me gewillig om te sterven.”14
Toch zette hij door. Keer op keer trok hij de binnenlanden in; op zoek naar nieuwe stammen waaraan hij het evangelie van Christus kon doorgeven. Maar deze belangrijke tochten kostten wel steeds grote offers. Livingstone reisde maandenlang door, letterlijk te ziek om te lopen. Zijn mannen droegen hem dan door de jungle.

De volgende stukjes uit zijn dagboek zijn enige van de vele voorbeelden van de prijs die hij gewoonlijk moest betalen om het kostbare evangelie naar ongeredde mensen te brengen:

“27 januari – Toen ik me vandaag omkleedde schrok ik ervan hoe vermagerd ik was.”
“1 april 1867 – Ik ben ernstig verzwakt; ik kan niet lopen zonder te wankelen en mijn hoofd kan maar niet tot rust komen, maar de Allerhoogste zal mij verder leiden (…) Nadat ik hier een paar dagen had doorgebracht, had ik plotseling een moment van gevoelloosheid, Iets wat de kracht van koorts zonder medicijnen toont. Daar lag ik dan, spartelend buiten mijn hut, niet in staat om naar binnen te gaan. Ik probeerde mezelf van mijn rug af op te richten door de posten van de ingang beet te grijpen, maar toen ik bijna rechtop stond viel ik hard met mijn hoofd op een kist.”

Livingstone bleef nog enige jaren doorgaan. Gedurende sommige jaren was hij meer maanden ziek door koorts dan gezond. Na vele jaren van onbaatzuchtige dienst voor zijn eester, stierf David Livingstone in de jungle aan de koorts op tweeënzestig jarige leeftijd. 

273