De tijdbom

De tijdbom

Het was tijdens de oorlog. Ik wilde een bezoek afleggen. Terwijl ik onderweg was, kwam er een luchtaanval. Ik rende naar de dichtstbijzijnde bunker en wachtte tot het voorbij was. Daarna vervolgde ik mijn weg en kwam in het dorpje aan waar ik op bezoek wilde gaan. Het stond er nog. Maar ik trof alle twintig huizen van dat dorpje volkomen verla- ten aan. Ik dacht: 'Je droomt! De huizen staan er allemaal nog maar er is geen mens meer!' Toen kwam ik de leider van de burgerbescherming tegen en vroeg: 'Waarom zijn de mensen allemaal weg?' Hij zei niets, trok me mee aan m'n arm, bracht mij in één van de huizen en liep met mij naar het raam. En toen zag ik het: de huizen stonden in een kring om een grasveld heen- en midden op dat grasveld lag een reusachtige bom, zo groot als de ketel van een stoomlocomotief. Ik zei: 'Een blindganger!' 'Nee,' antwoordde de leider van de burgerbescherming, 'het is geen blindganger! Het is een tijdbom!' Dat waren heel geraffineerde bommen Ze explodeerden niet als ze neerkwamen, maar misschien vijf of ook wel twintig uur later. Als alle mensen weer uit de bunkers waren gekomen, ontploften die dingen. 'Ze zijn al- lemaal weggevlucht!' ging hij verder. 'Hoort u hoe hij tikt? En werkelijk, het tikken van de tijdbuis kon je zelfs horen. En ieder moment kon de bom uit elkaar spatten. 'Kom," spoorde ik hem aan, 'het is niet erg aangenaam hier!' Wij liepen een stuk terug en zochten een schuilplaats om dek- king te hebben voor het geval de bom zou ontploffen. Op dat ogenblik zag ik iets grappigs. Er kwam een hele zwerm mussen aangevlogen - en die gingen doodgemoedereerd op de bom zitten. Eén zat er zelfs op de lont. Ik riep: 'Hé mussen, dat is gevaarlijk!' Maar het leek wel of de mussen terugriepen: 'Ha ha! Wij weten wel beter. Wie gelooft er nu nog in bommen! Volkomen ongevaarlijk!'

Begrijpt u het? Zo dwaas spotten de mensen ook in onze dagen! God heeft al zeer ernstig met ons gesproken door zijn woord en door gerichten, ook over ons volk. En de Zoon van God is gekomen, aan het kruis gegaan en uit de doden opgestaan. Het is toch voor iedereen te begrijpen, dat God er is en dat Hij een heilig God is! Maar als er iemand komt die zegt: 'Jullie verkeren in levensgevaar! Jullie moeten redding zoeken voor je ziel!' dan lachen de mensen en zeggen: 'Ha ha! Wie gelooft er nou nog zoiets!"

Weet u, de Bijbel kan ook erg smalend doen. Het hele atheïsme, het loochenen van God dus, wordt slechts één enkele maal met één zin genoemd. Er staat: 'De dwaas zegt in zijn hart: er is geen God.' 

 

Uit: Jezus onze bestemming, Wilhelm Busch

273