Klagen

Er was eens een man die bijna de middelbare leeftijd bereikt had Hij had een comfortabel leven, maar hij voelde een leegte van binnen, een verlangen, dus besloot hij het klooster in te gaan.

De hoofdmonnik vertelde hem dat de weg die voor hem lag zwaar was: hij moest alle aardse bezittingen opgeven, constant bidden, en hij moest zwijgen. Hij mocht zelfs helemaal niet pra- ten, met wie dan ook. Hij mocht slechts om de vijf jaar twee woorden zeggen.

De man wordt een monnik, en hij zwijgt. Vijf jaren verstrijken en de paus komt op bezoek. De man wordt ontboden bij de paus, die vraagt: 'En, hoe gaat het?" De man antwoordt: 'Bed hard.' De paus antwoordt: 'O, het spijt me, dat wisten we niet. We zullen het in orde brengen. In bed moet je lekker liggen.' En het bed wordt gemaakt.

Weer vijf jaren verstrijken, de man zwijgt, en opnieuw komt de paus op bezoek. Opnieuw vraagt hij: 'Hoe gaat het, mijn zoon, is alles in orde?' De man antwoordt: 'Eten koud', waarop de paus zegt: 'Och heden, dat kan toch niet. We zullen het meteen in orde brengen. Geen koud eten meer.'

Er verstrijken weer vijf jaren. De man is de ideale monnik: hij bidt en hij zwijgt. Deze keer is de paus verhinderd en moet de man bij de overste komen. De overste vraagt: 'Hoe gaat het? Alles in orde?' waarop de man antwoordt: 'Ik kap.'

De overste zegt verontwaardigd: 'Ja, natuurlijk kap je ermee. Je bent hier nu vijftien jaar en je doet niets anders dan klagen!"

273