Vijf kruisen in de jungle

Vijf kruisen in de jungle

In januari 1956 werden vijf zendelingen om het leven gebracht door indianen van de Auca-stam in de jungle van Ecuador. Een van hen was Jim Elliot. Sinds hij in 1950 was afgestudeerd, had hij zijn leven aan God toegewijd om daar het Evangelie naar nog onbereikte stammen te brengen. Toen hij nog studeerde, schreef hij in zijn dagboek: “Geen dwaas is hij die geeft wat hij niet kan houden om te winnen wat hij niet kan verliezen.”

In eerste instantie waren alle zendelingen onder andere stammen aan het werk, maar de verhalen over de Auca’s bleven hen bezighouden. Deze beruchte stam stond bekend om onderlinge moordpartijen en de haat naar buitenstaanders. De zendelingen praatten hier samen over en begonnen zich te verdiepen in de geschiedenis van de stam. Biddend waren ze hiermee bezig en het werd hun duidelijk dat Gods tijd was aangebroken om deze stam te bereiken met het Evangelie. Jim was zich heel goed bewust van de gevaren en zei tegen zijn vrouw Elizabeth: “Als God het zo wil, ben ik bereid om te sterven voor de redding van de Auca’s.” Onverschrokken begonnen ze plannen te maken om het Evangelie met de indianen te delen. De eerste stap in het project was dat Nate Saint, de piloot van het gezelschap, het gebied van de Auca’s vanuit de lucht zou verkennen om erachter te komen waar ze woonden. Na een paar weken ontdekte hij een kleine nederzetting, op ongeveer vijftien minuten afstand van het huis van een van de zendelingen. De volgende stap was het opzetten van communicatie met deze mensen. Nate had een manier bedacht om dingen naar beneden te laten zakken in een emmer aan een lang touw, terwijl het vliegtuig in de lucht rondcirkelde. Op deze manier kon hij kapmessen, zaklantaarns en andere geschenken geven om te proberen hun vriendschap te winnen. De daaropvolgende maanden bleven de zendelingen op deze manier geschenken geven aan de Auca’s. Ook vlogen ze laag over de nederzetting heen en riepen door een luidspreker in de taal van
de Auca’s: “We houden van jullie! We houden van jullie! We komen bij jullie op bezoek!” De mensen begonnen uit te kijken naar hun bezoekjes en stonden al snel te lachen en te zwaaien naar de zendelingen in die vreemde vliegende machine. Toen begonnen ze ook zelf geschenken in de emmer te stoppen die neergelaten was. Ze gaven veren hoofdtooien en zelfs een keer een levende papegaai. De zendelingen geloofden dat het tijd geworden was om de Auca’s persoonlijk te ontmoeten. Ze vonden een smalle strook zand langs de Curaray rivier, waarvan Nate dacht dat hij er veilig kon landen en kozen 3 januari uit als de dag waarop dat zou gebeuren. Die morgen vloog Nate de andere vier mannen naar de plek die ze ‘Palm Beach’ hadden gedoopt en maakte nog een vlucht naar het Auca dorp toe. “Kom morgen naar de rivier!” riep hij door de luidspreker. Er  gebeurde niets, totdat drie dagen later plotseling drie Auca’s aan de rivieroever verschenen: twee vrouwen en een jonge man. De zendelingen probeerden zo goed en zo kwaad als het ging met hen te praten. De indianen ratelden erop los. De man bleef het vliegtuigje maar aanraken, zodat Nate de deur voor hem opende en hem overhaalde erin te gaan zitten. Vervolgens maakte Nate een vlucht met de jongeman over zijn eigen dorpje. De man lachte en schreeuwde van plezier. Ze bleven een tijd rondhangen, maar vertrokken uiteindelijk. De zendelingen waren verrukt over hun onverwachte succes. De volgende dag kwam er niemand op bezoek. Nate ging de lucht in met het vliegtuig en zag een groep mannen naar het kamp toe komen lopen. Via de radio berichtte hij zijn vrouw hierover: “Een afvaardiging van tien man komt eraan. Bid voor ons. Dit is de dag!” Hij sprak af
dat de volgende radioverbinding om half 5 zou zijn en verbrak de verbinding. Om half 5 zette Nate’s vrouw de radio aan en probeerde haar man te bereiken. Geen reactie. De vrouwen van de zendelingen maakten een onrustige nacht door. De volgende dag vloog een andere zendingspiloot over het gebied. Hij berichtte dat alle bekleding van het vliegtuig afgetrokken was. De mannen waren nergens te bekennen. Er was iets mis. De daaropvolgende dag werd een reddingsgroep er opuitgestuurd. De mannen werden gevonden, met speren om het leven gebracht. Toen de lichamen begraven werden, kwam er een fotograaf van Life magazine. Het verslag dat hij schreef maakte deze geschiedenis tot het zendingsverhaal van de eeuw, het verspreidde zich over de hele wereld. Minder dan drie jaar later wisten Elizabeth Elliot en de zus van Nate Saint contact te leggen met de Auca’s. Zij gingen onder hen wonen en deelden het Evangelie, waardoor velen van de Auca’s tot geloof kwamen. Onder hen waren ook mannen die bij de moord op de zendelingen betrokken waren geweest.

Een van hen, Minkaye, kwam in 2000 naar Nederland voor een evangelistencongres in Amsterdam. De moord drukte toen nog zwaar op het geweten van de indiaan. “De congresleider vroeg aan de aanwezige evangelisten afkomstig uit de hele wereld: ‘Wie van jullie heeft in zijn leven inspiratie ontvangen uit het verhaal van de vijf zendelingen, of bij wie is het zelfs aanleiding geweest om het Evangelie te gaan verspreiden?’ Heel veel mensen gingen staan. Minkaye begon te huilen. Hij besefte dat het kwaad wat hij gedaan had, door God was gebruikt om er veel goeds mee te doen.”

273