Waar ging de preek over?

Waar ging de preek over?

“En Jezus zei tegen hen: Ik ben het brood des levens, wie tot Mij komt, zal beslist geen honger hebben, en wie in Mij gelooft, zal nooit meer dorst hebben.” (Johannes 6:35)

Sommige preken, lezingen of Bijbelstudies zul je nooit vergeten. Of Bijbelgedeelten of dagboekstukjes die je in je ‘stille tijd’ mocht overdenken. Je werd er door geraakt en het heeft je richting gegeven. Je werd er door gevoed en gesterkt. Heel veel preken of momenten van Bijbelstudie en stille tijd kun je vaak niet meer herinneren. Het raakte je minder of helemaal niet. Het deed ook minder met je. Je was het in ieder geval heel snel weer vergeten. Soms hebben we dan wel eens het gevoel: wat heeft het eigenlijk uitgewerkt en betekent? Wat heeft het voor nut gehad? Ik kan me er namelijk helemaal niets meer van herinneren. Toen ik hier over nadacht kwam de volgende anekdote voorbij die ik graag als les voor de komende week wil meegeven. De schrijver is onbekend. Laat het een stimulans zijn om trouw te zijn in het lezen van je Bijbel en het luisteren naar Gods Woord. Misschien ervaren we de kracht er niet altijd van, maar toch is het goed om het Levende brood tot ons te nemen.  

“Een teleurgestelde kerkganger schreef een brief aan de redacteur van het kerkblad. Hij beklaagde zich, dat het bezoek aan de kerk toch eigenlijk zinloos was. Hij schreef: ‘Ik ga al zo’n 30 jaar en ik heb in die tijd misschien wel ongeveer 3000 preken gehoord. Van het merendeel kan ik me niets meer herinneren. Geen enkele preek zou ik echt na kunnen vertellen. Ik ben tot de conclusie gekomen, dat ik mijn tijd heb verspild en dat al die voorgangers grote tijdverspillers zijn. Toen de redacteur deze brief als ingezonden plaatste, ontstond een felle discussie. De redacteur was er blij mee: zijn blad werd tenminste gelezen. Dat ging door tot iemand een echte rake opmerking schreef: ‘Ik ben nu 30 jaar getrouwd. In die tijd heeft mijn vrouw zo’n 30.000 keer het eten op tafel gezet. Ik kan me echt geen compleet menu van zo’n maal herinneren. Maar ik weet één ding heel goed: ze hebben me gevoed en gaven me de kracht om m’n werk te doen. Als mijn vrouw me niet elke keer weer te eten had gegeven, dan zou ik er niet meer zijn geweest. Dat geldt ook voor het bezoek in de gemeente en de preken. Zonder geestelijk voedsel, zou ik het nooit hebben volgehouden. Ik zou in ieder geval geestelijk dood zijn geweest.

Sommige maaltijden kunnen we ons nog goed herinneren. Toen en toen op dié bruiloft. Die ene keer uiteten in dat restaurant. Toen op mijn verjaardag. Dat zullen we nooit meer vergeten. Veel maaltijden zijn we echter al weer vergeten. Hoe het smaakte en wat we gegeten hadden. We weten het niet meer. En toch. Toch was het goed en nodig om te doen. We hadden het namelijk nodig op dat moment. Ook al was de maaltijd misschien niet spectaculair. “Ik ben het levende brood, dat uit hemel neergedaald is; als iemand van dit brood eet, zal hij leveni n eeuwigheid.”

273